Vanuit onze werkgroep is Wibrand de Wolf van januari tot maart in Malawi om voedseltransporten te begeleiden. Hij keerde eerder dan verwacht terug naar Malawi om daar vrijwilligerswerk te doen. Hier zijn eerste blog vanaf Malawiaanse bodem.
Het is al weer enige dagen geleden dat ik (Wibrand de Wolf) op 10 januari 2017 veilig en wel landde op Chileka International Airport. Op mijn ruimbagage koffers na, die ergens zijn blijven steken. Met een temperatuurschok van 30 graden verschil achter de rug heb ik donderdag mijn eerste transport gedaan. Dit transport was een uurtje rijden vanaf de stad. Hier heb ik James weer ontmoet. James is momenteel verantwoordelijk voor het verdelen van het voedsel in deze plaats. (Dit is dezelfde James die ons hielp tijdens onze werkvakantie in 2016 met het vertalen van de Bijbelverhalen.)
Het volgende transport was op vrijdag, ik ben naar Phalombe geweest. Na zo’n 15 tot 20 km rijden over de hobbelige en door regen verdronken, onverharde weg komen we aan bij de eerste uitdeelplaats. Hier zat een groep van ruim 170 oudere mensen te wachten. Dat terwijl we maar voor 150 mensen een zak maismeel van 10 kg bij ons hebben. Nadat we zijn begonnen met een gebed word ik met een hartelijke applaus ontvangen. Nadat ik mijzelf heb voorgesteld kunnen we beginnen met het uitdelen van het maismeel. De dominee overhandigt de lijst met namen aan de verantwoordelijke medewerker van Timotheos Foundation, die verantwoordelijk is over een bepaald gebied.
De eerste 10 namen worden opgelezen, deze 10 mensen gaan in een rij staan. Dan wordt de rij geteld en als dit klopt worden de zakken met maismeel overhandigd. En zo wordt de lijst afgewerkt totdat de zakken die voor deze plaats bestemt zijn, zijn uitgedeeld. Met een hoop hopeloze en verdrietige blikken die we achterlaten, rijden we naar de volgende plaats. De plaatselijke verantwoordelijke meldt echter nog dat we op de terugweg nog langskomen en de kans bestaat dat er nog enkele zakken over zijn. Op zo’n 10 km afstand bevindt zich de tweede tijdelijke voedsel uitdeelplaats. Als we op deze plaats zijn aangekomen blijkt dat niet iedereen, door onder andere moeilijke weersomstandigheden is komen opdagen. Nadat iedereen die op de lijst staat en aanwezig is een zak heeft gehad, gaan we met zo’n 30 zakken die over zijn terug naar de eerste plek. Daar hebben we nog een aantal mensen blij kunnen maken met de voor hun ‘broodnodige’ zak maismeel.
De zaterdag is een vrije dag en dus besluiten we de stad in te gaan om naar een houtsnijmarkt te gaan. Op die markt aangekomen blijkt dat iedereen het zelfde wil: zijn koopwaar verkopen aan een ‘Mzungu’, wat Europeaan betekent. Om je door deze markt voort te bewegen heb je dan ook ongeveer een bodyguard nodig. Hierna lopen we door naar het oudste in Britse stijl gebouwde huis van Blantyre en lunchen daar.
Op zondag hoeven we niet al te vroeg uit bed en gaan we naar de kerk die op het terrein staat van het eerste door Timotheos Foundation gerealiseerd project in Mbulumbuzi. Na ongeveer tweeënhalf uur in de kerk te hebben doorgebracht met eerst een korte preek uit de Westminster catechismus en dan de hoofdpreek uit de Bijbel gaan we weer richting huis. Tijdens zo’n dienst stellen de nieuwe gasten zich voor en zingen zij een lied voorin de kerk. Zo zongen wij tweestemmig over de dorstige herten die verlangen naar waterstromen uit Psalm 42. ’s Avonds luisteren we naar een Nederlandse dienst. En zo is deze indrukwekkende eerste zondag alweer versteken.
Omdat er voor de maandag nog geen transport op de planning staat en er in de afgelopen week ook nog een bezoeker uit Canada is gearriveerd besluiten wij daar even van te genieten en een klein natuurpark te bezoeken waar tijdens een mini-safari diverse dieren te bekijken zijn.
Op dinsdag gaan we opnieuw naar het project in Mbulumbuzi waar we twee Nederlandse vrijwilligers helpen met het klaarmaken van de werkjes en maken we foto’s van de kinderen voor hun sponsors.
Op woensdag ga ik opnieuw met de vrachtwagen op weg, naar het district Chikwawa voor het transport en verdelen van het voedsel aan de arme en oudere mensen rond diverse tijdelijke voedsel uitdeelplaatsen. Op de donderdag ga ik naar de het tweede project van Timotheos Foundation Malawi in Namitambo. Hier assisteren we als ‘nieuwkomers’ opnieuw de twee vrijwilligers met de werkjes en foto’s die van alle ruim 250 kinderen genomen moeten worden.
Op vrijdag vertrekt er een vrachtwagen naar het district Nsanje op ruim drieënhalf uur rijden van de stad om ook in dit warmste, droogste en armste district de mensen een klein licht aan de horizon te geven door voedsel uit te delen. De mais, die op het veld nog lang niet geoogst kan worden, is hier extra nodig. Dit mede doordat er al twee jaar geen oogst is geweest in verband met de overstromingen in 2015 en de extreme droogte in 2016. Helaas kom ik tijdens deze rit tot de ontdekking dat de chauffeur en bijrijder mij proberen te bestelen van twee zakken ‘ufa’, de eerder genoemde maismeel, door deze onder het zeil van de aanhanger te leggen.
Mijn onderbuik gevoel zegt dat er iets niet klopt waarop ik besluit onder het zeil te checken en daar komen de twee nog nodige zakken tevoorschijn. Ik deel deze laatste zakken uit aan de nog twee wachtende ouderen en met een onprettig gevoel vangen we de terugreis aan. Ik kan nu niet te veel zeggen tegen ze want ze moeten me eenmaal nog thuis brengen. Nadat ik weer op de compound (‘het hoofdkantoor van Timotheos’) ben aangekomen overleg ik met Charles Paundedi (Malawiaanse veldwerker) die de chauffeur bij zich roept voor een gesprek. Na een hoop smoesje en de schuld op de bijrijder te hebben geschoven moet hij langer wachten op het geld omdat veldwerker Wim nog niet thuis is. Nadat de chauffeur, ik denk wel in lichte spanning, ruim een uur op de rest van zijn geld heeft moeten wachten krijgt hij zijn geld. Dit was echter wel zijn laatste rit die hij voor ons mocht doen.
Na alle indrukken van deze volledig eerste werkweek rusten we zaterdag uit en hoop ik binnenkort weer een blog te schrijven over mijn belevenissen in een land op zo’n ruim 8000 kilometer afstand van Nederland.